De historie van de familie Winter gaat terug tot de zeventiende eeuw. In het plaatsje Helmern, even onder Paderborn, woonden de broers Franciscus en Meinolph Winter. Meinolph is geboren in 1675 en Franciscus twee jaar daarna in 1677.
In de tweede helft van de achttiende eeuw trok Franz (1743) naar Delbrück. Dit plaatsje ligt even ten westen van Paderborn. Daar huurden ze woonruimte. Waarschijnlijk verdiende Franz de kost als landarbeider. Later verwierf de familie Winter een eigen stukje land, dat zij zelf bewerkte.
Het vierde kind van Franz, Franciscus Stephanus Winter (1778), trok als Hollandgänger naar het relatief rijke Holland. Hij trouwde in 1836 met Antje van het Klooster en overleed op 54-jarige leeftijd in 1833 te Uithoorn.
Zijn jongere neef Andreas Winter (1816) en zoon van Joachimus Winter (1776), vertrok samen met zijn zus naar oom Frans in Holland. Zijn zus ging samen met vader terug naar Delbrück, Andreas zette de familielijn door in Uithoorn – De Kwakel.

Zicht op De Kwakel 1929, schilderij van Hein Winter (1884)
