Hollandgänger of Hannekemaaier
Franciscus Stephanus Winter (Frans), geboren op donderdag 31 december 1778 te Delbrück en op 54-jarige leeftijd overleden op dinsdag 23 april 1833 te Uithoorn. Frans was bouwman en vierde kind en derde zoon van Joannes Franciscus Winter (1743 – 1807) die trouwde met Clara Eve Mertensmeyer (1751). Franz en Clara Eve kregen 11 kinderen.
Frans was een zogenaamde ‘Hollandgänger’. In de 18e eeuw trok Holland nog steeds veel migranten aan. De Republiek was welvarend en bovendien nam de bevolking na 1700 af, waardoor in verschillende economische sectoren arbeidstekorten ontstonden. Verhoudingsgewijs kwamen migranten meer dan voorheen uit het buurland Duitsland. Veelal als trek- of seizoen-arbeiders, maar ook als ambachtslieden. Velen vestigde zich in Holland.
Frans trouwde met Antje van ’t Klooster, geboren op Goede Vrijdag 17 april 1778 te Baarn en overleden op zaterdag 7 november 1846 in Vinkeveen–Waverveen, 68 jaar oud. Antje hertrouwde op 2 juni 1836 met veldwachter Jacob Smit.

Overlijdensakte van Frans Winter, 23 april 1833
De meeste Hollandgänger hoorden tot de meer armere plattelandsbevolking. Zij hadden geen land of slechts een klein lapje grond om te bewerken. Veel van hen waren ‘Heuerlinge’ en pachtten een Heuerhaus, een woning met een stukje grond van een boer en verplichtten zich daarbij met hun gezin (zonder betaling) te werken voor hun pachtheer. Dat Heuerhaus was een éénkamerwoning waar bewoners en vee in één ruimte verbleven.
Deze Duitse mannen waren veelal seizoenarbeiders die voor twee tot vier maanden vooral in de landbouw en turfwinning werkten, in West- en Noord-Nederland. In het voorjaar trekken de eerste hoopvolle Duitsers naar de Nederlanden. Ze zijn te voet en dragen niet veel meer bij zich dan de kleren die ze aan hebben en zoveel mogelijk eten en drinken. Want niet alleen de lonen liggen hoger in de republiek, ook het eten is duurder, Zo kwamen ze met tienduizenden tegelijkertijd de grens over op zoek naar werk.

Deze Hollandgänger lopen in groepen van honderd of meer naar Nederland en terug. Dat is veiliger met het oog op struikrovers. Vooral tijdens de terugtocht is het risico hierop groot, omdat de seizoenarbeiders de opbrengst van al hun werk bij zich dragen.
Velen hebben een gezin in Duitsland, dus thuis om naar terug te keren. Toch is het niet ongebruikelijk om te blijven en tussen 1815 en 1850 vestigen ongeveer 140.000 Duitse seizoenarbeiders zich blijvend in Nederland.