Helmern
De nederzetting Helmern wordt in 1036 voor het eerst genoemd in een akte van bisschop Meinwerk (bisschop in Paderborn van 1009 tot 1036). De bisschop schonk het gehucht dat toen Hilimari heette aan het klooster. Helmern is nadien door epidemieën, vetes en oorlogen verschillende keren vervallen. Pas sinds 1550 is het dorp permanent bewoond. Aangenomen wordt dat de reden voor de hervestiging een waterbron was in het centrum van het dorp. Deze voorzag tot 1924 de dorpelingen van water.

Boven: Haus Helmern rond 1863
Tijdens de Zevenjarige Oorlog (1756-1763) leed de omgeving van Wünnenberg, waartoe Helmern behoort, onder de inkwartiering van buitenlandse soldaten. In 1759 werd het land bezet door de Fransen, wat veel ellende bracht onder de bevolking. In 1802 werd Wünnenberg en omgeving toegekend aan de Pruisen.
De kerkgemeente is voor het eerst beschreven in 1301. Zij maakte deel uit van de parochie Atteln. De kerk van de heilige Apollonia te Helmern dateert uit 1669 en werd door bisschop Ferdinand von Fūrstenberg gebouwd. Mettertijd is de kerk in verval geraakt en in 1748 werd de kerktoren herbouwd. Na veel getouwtrek met het kerkbestuur in Atteln kreeg de kerk in 1886, op gezag van de bisschop van Paderborn, een nieuwe kapel.
Atteln was voor de omringende dorpen, zowel in bestuurlijke als in religieuze zin, leidend en waarschijnlijk stond er al in de 9e eeuw een kerk. In de latere middeleeuwen had Atteln minder invloed op zijn omgeving. De huidige parochiekerk, de St. Achatius, is in 1712 gebouwd.
Helmern ligt 15 km ten zuiden van Paderborn en is in 1975 onderdeel geworden van de stad Bad Wünnenberg. Rond 1800 woonden er ongeveer 500 mensen.
