Hein Winter en Koosje van der Meer
Hendrikus (Hein) Winter, geboren op zondag 6 april 1884 in Uithoorn al tweede kind en zoon van Jacob Winter en marie Venne. Hij wordt een dag later gedoopt in de H. Joannes Geboorte De Kwakel met peetouders Theodorus van Schaik en Henrica Venne.
Op 81 jarige leeftijd overleed Hein na een kortstondig ziekbed op dinsdag 8 februari 1966 te Uithoorn. Ruim een maand na het plotseling overlijden van zijn zoon Henk. De uitvaart was op 11 februari 1966 in de kerk van Sint Jans Geboorte De Kwakel, waarna hij is bijgezet in het familiegraf op het parochiekerkhof.
Hein trouwde op donderdag 6 september 1906 in Zevenhoven met Jacoba (Koosje) van der Meer. De kerkelijke inzegening van het huwelijk vond eveneens in Zevenaar plaats.
Koosje overleed op 88-jarige leeftijd op zaterdag 25 mei 1974 te Uithoorn in haar huis aan het Kwakelspad 16.
Hein was schilder en behanger en woonde tot zijn huwelijk in De Kwakel. Direct na hun huwelijk verhuisde het echtpaar naar Mijdrecht, mennonietenbuurt en verbleven hier tot maart 1914.


Hein Winter (1884 – 1966) en Koosje van der Meer (1885 – 1974). Foto’s rond 1902 gemaakt


Links: trouwfoto Hein en Koosje op 6 september 1906
Midden: kinderen in 1914 , boven van lings naar rechts To, Janie en Marie, onder Jaap en Theo
Rechts: Hein en Koosje 1914

Aardig meisje
Meer dan vijftig jaar geleden toen de zomer nog bestond.
Kon het na de herfst gebeuren dat je ’s winters ijspret vond.
Jongelui van Zevenhoven schaatsen ‘s Zondags langs de baan.
Spoedig werd er dan besloten om naar ’t Zijdelmeer te gaan.
Knappe jongens, lieve meisjes vormden een sportieve rij.
Koosje liet zich lekker trekken, uitslaan… dat was er niet bij.
Toen Hein Winter bij de Kwakel deze rij passeren zag.
Viel zijn oog op ’t aardig meisje dat zo veilig achter lag ….
Schaatsen leek haar beste vak niet, dus een smoes was bij de hand.
Vlug dat meisje wat gaan duwen …. Hein z’n hartje vloog in brand !
Duw naar Zevenhoven
Na een serie forse slagen had hij onbetwistbaar beet !
Koosje liet zich zalig duwen ook haar hartje werd toen heet.
Zo ontsprong de prille liefde, werd een bron van zaligheid ….
Door hun amoureus gestotter, dachten zij niet aan de tijd !
Liefde-teugen (grote slokken), zoentjes, vet als levertraan ….
Tot de stoet reeds was vertrokken en de zon zou ondergaan.
’n Hele duw naar Zevenhoven …. Ja, daar stond Hein met zijn meid !
En toen kon hij trouw beloven, zelfs tot offer graag bereid.
Hein werd echter zwaar verbolgen, toen de broer van Koosje kwam,
En heel dicht bij Zevenhoven, ’t liefje uit zijn armen nam,
“Zo Hein Winter”, sprak die donder. “Heb jij met mijn zus gevrijd.
Complimenten van m’n moeder en waar blijft die kwaaie meid !”
En nou hoef je niet te vragen, of Hein het te pakken had.
Man, hij toog per benenwagen door de dooi heen naam zijn schat.
Liefdeslied
Kort daarna werd ’t leed geleden van familie — vastenwet.
Tot de Zondag van de gragen ’t minnespel aan kant gezet.
Koosje was niet meer te houwen, vloog de straat op, ieder uur.
Om het Liemer af te turen maar de druiven bleven zuur.
Want aan d’andere kant van ’t lijntje trok ook Hein aan ’t kortste end.
Moeder Mie was geen begijntje maar wel uit de strenge tent !
Dus lag Hein, zelfs met Laetare, aan de ketting, geen pardon.
’t Was op Zondag van de tragen dat Mie ‘m niet meer houwen kon,
Koosje was, door liefdestranen reeds aan ’t kwijnen, puur verdriet.
Maar die Zondag van de tragen klonk weer fel hun liefdeslied.
Ouwe boel
Telkens als Hein zich bereidde, om weer naar zijn Koosje te gaan
Bleef hij uren lang aan ’t prutsen, als maar voor de spiegel staan !
Ver— uitstekende manchetten, stijf halfhemd met zwarte strik ….
Bolhoed beetje schuiner gezet … langzaam kwam hij in zijn schik.
D’and’re jongelui verklaarden; “Wat een kale kak die knaap”.
Om zijn Koosje te behagen loopt hij ied’re keer voor aap.
Vader is dat glad vergeten, zou je zeggen, zoogezeid.
Schijnt ook niet te willen weten dat de ouwe boel verslijt.
Wie vandaag iets nieuws wil kopen, kent te voren zijn attest.
’t Zal mijn tijd nog wel uitdienen …. ‘t ouwe is nog veel te best !
Schouwburg aan het IJ
Toen het huw’lijk aan de kant was kwam de eerste snoeperij.
Liefst maar even naar de Schouwburg van de hoofdstad aan het IJ.
Heerlijk smullen van het drama Koning Kaarl-en Widukind …
Heb je ooit zo zout gevreten, wat een vrees ‘lijk moord’naarskind.
‘k Wil de moord’naar op zien knopen voor dat ik de zaal verlaat.
Laat de laatste trein maar Lopen, ik moet zien hoe of dat gaat !
Kijk, zo redeneren vrouwen, net als kippen zonder kop.
En dan ’s nachts maar 4 uur sjouwen, anders komt je lol niet op.
Weesgegroetjes
Toen ons paar 3 maand getrouwd was, voelde Koos zich zo alleen.
Bad de lieve Heer van ’t kruis af, daar ze zo onvruchtbaar scheen.
Na drie extra weesgegroetjes, brak me een kinderzegen aan !
Die gelukkig uit z’n eigen, eindelijk toch weer stop ging staan.
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.
zwangerschappen
Eén jaar na de inzegening van hun huwelijk wordt, Theodorus Jacobus (Theo) Winter op 14 september 1907 als eerste kind geboren. Uiteindelijk zouden er na Theo nog 16 zwangerschappen volgen (in totaal 17 zwangerschappen) en worden 9 zonen en 8 dochters geboren. Op 21 januari 1928 wordt Lambertus Wilhelmus (Ber) als jongste van het gezin geboren.
Tussen de bevallingen zit gemiddeld 1 jaar en 3 maanden (465 dagen). In 1913 en 1924 was er nog geen jaar verstreken na de bevalling van het vorige kind. Alleen tussen de bevalling van Andre Maria (Andre) en Lambertus Wilhelmus (Ber) in 1928 zit meer dan 2 jaar (2 jaar en 1 week).
Eén dochter, Adriana Mathilda (Janie) geboren 14 februari 1912 en één zoon, Johannes Wilhelmus Jozef (Jan) geboren 14 juli 1914, overleden in hun eerste levensjaar.
In 1942 werd Agnes van Geem op vierjarige leeftijd opgenomen in het gezin van Hein en Koosje. Uiteindelijk is Agnes tot haar huwelijk in 1964 bij het gezin gebleven.

Het gezin Hein en Koosje Winter – 1922, Jacoba Hendrika (Coby) is hier de jongste
Rechts, het gezin Hein en Koosje Winter – 1927, Andreas Maria (André) is hier de jongste.
Onder, moeder Koosje met Andreas Maria (André) , foto uit 1926


Ooievaar
Zie hoe ’t glorierijke echtpaar op hun gouden zetels troont.
En met zalig welgevallen ons een trotse glimlach toont.
Nu dit feest in alle kranten meer dan één kolom beslaat.
Spat het goud naar alle kanten toont de Kwakel zich paraat.
Teder buigt en lacht heel vriendelijk naar dit rijk gezegend paar.
En men denkt van Hein en Koosje: mens, hoe kreeg je ’t voor mekaar!
Wat een zeldzaam huw’lijksleven Vijftig jaar in peis en vree.
Er een zeventiental kind’ren kregen er het leven mee !
Twee keer Jan en twee keer Janie. Ja, dat moest er tussendoor.
Want de eersten zijn als baby opgegaan naar ’t eng’lenkoor.
’t Is uniek, ’t is magne-prachtig Hein en Koosje, dat is waar.
Doch wat al te bruin gebakken voor die trouwe ooievaar….
‘t Beest is ma die vele gangen afgeschreven voor zijn baan.
Wegens platvoeten ontslagen en als eend toen doodgegaan.
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.
Mennonietenbuurt
De mennonietenbuurt was een achterafbuurt en dankte zijn naam aan menisten die zich hier rond het begin van de zeventiende eeuw vestigden. Ze voelde zich veilig hier als groep met een, voor die tijd geldende normen, afwijkend geloof. Rond 1800 trokken de menisten weg en kocht een roomse kerkmeester één van de woningen. Deze had de woning graag als kerk ingericht, maar dat werd tegengehouden door de protestante gemeente.
In 1881 werd er een christelijke lagere school gebouwd. De openbare school die in 1862 was gestart voldeed niet in de ogen van veel protestanten. Dit maakte dat veel kinderen uit Uithoorn dagelijks de brug over gingen naar hun school. Geregeld gaf dit onenigheid met de katholieke jeugd die hun school in de Schans hadden.
De Mennonietenbuurt werd ook wel ‘Mijdrecht aan het water’ genoemd, ter onderscheiding van het dorp Mijdrecht.

De mennonietenbuurt omstreeks 1900 vanaf de Lange Brug gezien

Kaart van De Kwakel, Uithoorn en de Mennonietenbuurt (1869)
Wilhelmus Adrianus Nieman (schoenmaker) woonde naast Koosje en Hein Winter in de Mennonietenbuurt. ‘Ik kon het goed met ze vinden en regelmatig dronken we samen een kopje koffie’. Het was augustus en kermis in Uithoorn. Aaltje de jongere zus van Koosje logeerde bij haar en ik dacht ’die ga ik meenemen naar de kermis vanavond’. Maar ze had al afgesproken met Leentje Loos. Daar had ik echt de pest in. Ik ging wel naar de kermis, dronk teveel en werd de volgende ochtend wakker met mijn schoenen nog aan.
Ik had veel werk in de schoenmakerij. Ik zat te werken voor het openraam en zag Aaltje in de keuken van haar zus zitten. Ik ging naar haar toe. Ik heb niet zo lang gezeurd tot ze die avond met mij mee naar de kermis zou gaan. Zo geschiedde het, we kregen verkering en drie jaar later zijn we te Zevenhoven getrouwd. Koosje werd mijn schoonzus.
Verhuizen
Hein is niet lang knecht gebleven, want dat leek hem zo stom-dwaas.
’n Schilderszaak kwam in de Kwakel, van Hein Winter, eigen baas !!
In verband met de verhuizing heeft Hein nog iets bijgeleerd.
Wiliem ook; — bij opa Winter werd wat scheepvaart gestudeerd.
Alles in een praam geladen, Opa Winter kapitein.
Hein en Willem, toffe jongens, mochten wel matroosje zijn.
Nou, ze hebben ‘’t afgekeken … en d’r was geen bliksem an !
Nasser kan ze best gebruiken in zijn Suez -loodsen- plan.
’t Volgende verhuiskarweitje werd voor firma; Willem—Hein;
Gauw een praampie volgeladen en dit span werd kapitein.
Maar een schoenmaker en schilder, hadden wijzer moeten zijn.
Niet op eigen houtje varen, want dat is geen gieb’legijn !
‘t Werd dan ook een groot gedonder, vastgedreven in het riet.
Zaten ze uren lang te prutsen, vloeken hielp natuurlijk .. niet ….
Gerrit Kortekaas moest komen, kundig schipper van beroep,
Wat zei die van Hein en Willem, “Waardeloos ! Labberdepoep”
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.
Boterdijk 125
In maart 1914 ging het gezin Hein en Koosje Winter terug naar De Kwakel.
Er waren inmiddels 5 kinderen, Theo (1907), Jaap (1908), To (1909), Marie (1911) en Janie (1913). Adriana Mathilda (1911) was ruim een maand na haar geboorte overleden.
Gelijk met de verhuizing startte Hein zijn Schildersbedrijf
Het gezin huurde van L.H. Hendrikse het woonhuis C.23 en later genummerd werd met C. 34. Later, bij de stratenindeling werd het Boterdijk 125. Op 15 februari 1918 kocht hij het woonhuis voor fl. 2.250,- (gulden).

Huis aan de Boterdijk 125. Links rond 1941. De foto rechtsonder is gemaakt in 1884 en is het huis op de achtergrond te zien.
Einde van de Boterdijk (uitzicht vanaf het huis van familie Winter. Het huis op de voorgrond is in 1932 afgebroken bij het verleggen van de Boterdijk.
Op de foto van links, Nel Verhoef, Piet Verhoef, Piet Vermeij, Rienus van Egmond en Tewus Klijn.

Marie, Ber en Jaap voor het huis, op de achtergrond moeder en vader.
Foto voorjaar 1929

Bedelbrieven
Vader klampte altijd stevig aan de zuinighied zich vast.
Moeder echter was vrijgevig en dat gaf nog wel eens last.
Arme Kloosters, missiepaters, zusters van het Kindje Jees.
En die Stakkers ook van fraters kregen toen nog niks van Drees !
Alle soorten bedelbrieven maakten moeders harte week.
Postwissels en formulieren liet zij dus nooit in de steek.
Vader mocht er niest van merken, zelf wist zij geen raad ermee.
liet ze ingevuld wegwerken door Henk, Berrie of André.
Vader Hein, ik kan begrijpen, dat je op dat gebedel bromt.
Daarvoor hoef Je ‘m niet te knijpen als je eenmaal boven komt !
Mooie Jurken
Moeder met haar naaimachine, kunstenaresse in het vak.
Wist ook heel wat te verdiener, aan die mensen had ze lak
Meter kaasdoek opkopen, heel goedkoop en heel goed goed.
In de mooiste verfjes dopen, ‘n schildersvrouw weet hoe dat moet.
Ongelooflijk mooie jurken, kregen toen de meisjes aan.
Foei, dat trotse mens van Winter, waar haalt ze a dat geld vandaan !
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.
Foto aan de Boterdijk, 1958
Staand van links naar rechts: Jan de Zanger, Tiny Vork, Cobi, To, Jos.
Zittend: Jopie de Koning. Agnes, moeder Koosjes, vader hein, hond Robby.


Groepsfoto aan de boterdijk, 1964.
Foto rechts staand van links naar rechts: Marie Winter – van Geffen, Greet Winter – van der Hoorn, Janie Hilhorst – Winter , To van Vliet- Winter, moeder Koosje, Marie de Koning – Winter, Debora Winter – van der Hoorn.
Op de hurken: Bep bakker – Winter, Agnes van Geem, Jos Winter, Tiny Vork, Ada Bakker – Winter, Coby Wilschut – Winter, Marie Winter – Kooijman, Nel Winter – Vork

Schilderbedrijf H. Winter & ZN
Met de verhuizing van de mennonietenbuurt (Mijdrecht) naar de Boterdijk aan De Kwakel in maart 1914, startte Hein Winter ook zijn eigen Schildersbedrijf; H. Winter & ZN.
Het vak leerde Hein bij het schildersbedrijf van Hein van Rijk waar hij tot februari 1913, waar hij 16 jaar ‘eerlijk en trouw’ gediend heeft. Hierna heeft hij tot maart 1914 bij de fabriek van melkproducten Uithoorn als schilder gewerkt.
‘In het huis heeste geen armoe. Zelfs enige klasse’, aldus Ber Winter, de jongste zoon. ‘Mijn ouders hebben een vooraanstaande positie in de Kwakels gemeenschap. Ondanks de crisis blijft de bel van het schildersbedrijf rinkelen. Ik zie hem nog gaan in zijn witte schildersoverall met twee lange ladders die hij aan de zijkant van zijn fiets heeft vastgebonden.’
Dat het toch niet allemaal vanzelf ging, blijkt dan Hein in 1920 een baantje aanneemt bij de Post en Telegraafdienst Uithoorn om op zondag de postbezorging voor De Kwakel op zich te nemen. Per zondag was zijn dagvergoeding fl. 3,25.
De oudste zonen Theo, Jaap Jan en Ko werden in het schildersbedrijf opgenomen en hadden allen als beroep schilder en behanger. Zoon Jan verhuisde na zijn huwelijk naar Nieuwer Amstel en kreeg van zijn vader een lening van fl 500,- om aldaar zijn eigen schildersbedrijf op te zetten.
Op 16 november 1959 starten zonen Ko (A.J.J. Winter) en Jaap (J. Th. Winter) gezamenlijk een schildersbedrijf. Hierin opgenomen het recht op eerste koop van het woonhuis aan de Boterdijk 125 en de bijbehorende bedrijfsgebouwen.
Arbeidswet
Vader Winters-strafregister openbaart een leuke grap.
Geld verdienen bij een boete, is dat niet bijzonder knap ?
Eens dat Jaap een pot met verf, zo maar naar een klant toebracht.
Heeft de veldwachter in functie overtreding uitgedacht.
Dus ’t kantongerecht betreden, vader Hein en Zoontje Jaap.
De arbeidswet was overtreden, Nog pas twaalf jaar die knaap !!
Vader hing een mooi verhaal op; “Jaap wou graag een boodschap doen….
“Ik Liet hem toen wat verf wegbrengen, eigenlijk meer voor me fatsoen !”
Jaap bevestigd als getuige alles wat zijn vader zei.
Hein had stiekem uitgerekend, da(t)’s getuigengeld voor mij !!
Uitspraak was twee gulden boete, toen kwam vader met zijn eis….
De brutale heeft gewonnen, een rijksdaalder werd zijn prijs !
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.

Piet Sitvast (aannemer te De Kwakel) en Hein Winter (Schilder
Getuigschrift van Hein de Rijk, schildersbedrijf te Mijdrecht.


Kopie van drie bladzijde uit het kasboek van schilderbedrijf H. Winter & ZN, uit 1923
Kunstenaar
In de eerste magere jaren werkte Hein tot in de nacht.
Extra dubbeltjes verdienen, dat gaf hem toen dubbele kracht.
Later ging hij op zijn sokken, als een kunst’naar met penseel.
Bloemenschilderijtjes fokken, “uit de kunst !” en op fluweel.
Die ontdekking van talenten bracht hem spoedig hogerop.
Want het scheelde in de centen, de bestelling stond niet stop.
Weeld’rig zijn die kunstproducten over dorp en stad verspreid.
Tal van an’dre schilderstukken, dragen roem uit wijd en zijd !
Kunst
Over kunst heeft vader Winter zo zijn eigen opvatting …..
Vaak verzocht hij hier en ginder ’n schilderij-tentoonstelling.
Neem die waardeloze prullen van een zekere van Gogh….
Alleen hele stomme knullen kopen zulke rommel toch !
Nergens hoef ’t op te lijken, als ’t impressionisme heet.
‘k Laat me in de klompen (k)ijken door die mode zwendel-keet!
Naakte boel
In de rij van prentenboeken bij Hein Winter in de gunst.
Vind je ook een boek met plaatjes over Griekse beeldhouwkunst.
’t Was een prachtboek uit de boedel van een heilige Pastoor….
Toch gaf brave Vader Winter daar geen ‘nihil obstat’ voor !
Nee, hij zou zich bitter schamen met zo’n naakte boel in huis.
Kijk eens wat een kale dame, dat is toch wel bar jankuis.
Hij ging toen papairtjes plakken, tot er als beschermend vat.
Over alle boze plekken ‘n broekie of een hempie zat !!
Deze tekst komt uit;
‘Losse Flodders uit het rijke Roomse leven van Hein en Koosje’,
ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest – 1956.
Kwakelsepad 16
Op 7 juli 1969 werd door Jaap (J. Th. Winter) en Jos (J. M. Winter) het woonhuis en bijbehorende grond aan het Kwakelspad 16 gekocht voor een koopprijs van Fl 47.500,-. De verkopende partij was Theodoris W. Omtzigt (aannemer te De Kwakel) en voorheen werd het huis bewoond door het schoolhoofd van de lagere school.
Jaap, Jos en Moeder Koosje gingen hier gezamenlijk worden. Het pand aan de Boterdijk werd verkocht aan Ko Winter welke bij de start van zijn schildersbedrijf het recht op eerste koop had gekregen.

Overlijden Hein Winter – 1966
Na een kortstondig ziekbed overleed Hein Winter op 8 februari 1962. Hij was 81 jaar en dit was precies een maand na ket overleiden van zoon Henk (Hendrikus Martinus).
De uitvaart vond plaats op vrijdag 11 februari met een plechtige eucharistieviering in de kerk Sint Jans Geboorte. Hierna werd Hein bijgezet in het familiegraf op het parochiekerkhok.

Mijn vader is huisschilder, een met talent. Goed in zijn vak, goed in commercie en hij is creatief. In de stille tijd maakt hij schilderijen, ook in opdracht. Vooral landschappen en stillevens. Voor leden van de plaatselijke toneelvereniging St Genesius is hij een toegewijd grimeur.
Vader is een man met subtiele Engelse humor, maar van weinig woorden. Als tiener fiets ik urenlang met hem van De Kwakel naar Bilthoven en weer terug, al met al zo’n 100 kilometer. Vanwege tuberculose worden zijn dochters en een zoon, mijn lieve zusjes Janie, Bep, Jos en broer Henk, daar langdurig verpleegd. Dus genoeg om over te praten. Maar hij zegt onderweg geen woord. Ik ook niet, Ik lijk op mijn vader.
Lambert W. Winter, over zijn vader Hein, uit ‘Over liefde, vreugde en verdriet. En autobiografie van een 90-jarige’
Overlijden Koosjes Winter – van der Meer – 1974
Op zaterdag 25 mei 1974 overleed geheel onverwachts Koosje Winter – van der Meer op 88 jarige leeftijd.
’s Morgens was Koosje in de keuken aan en bezig met de voorbereiding voor de soep voor die dag. Ze voelde zich niet goed worden en liep naar de kamer waar Jos en Jaap waren. In de deuropening zakte ze in elkaar. Ze heeft het sacrament der zieken nog ontvangen en is diezelfde dag overleden.
De gezongen eucharistieviering voor haar zielelrust werd gehouden op woensdag 29 mei 1974 in de parochiekerk van Sint Jans Geboorte te De Kwakel. Hierna werd ze op het parochiekerkhof in het familiegraf te ruste gelegd.
