De Kwakel
Het middeleeuwse woord ‘Quakelbrugge’ werd gebruikt voor een smal en hoog trapbruggetje bestaand uit enkele lange planken met dwarsligger tegen het uitglijden. Een praktische constructie, want boten zonder opbouw konden makkelijk onder dit type brug doorvaren.
Zo’n bruggetje was aanwezig waar het voetpad van Uithoorn naar Kudelstaart de Kleine Drecht kruiste. Rond dit bruggetje ontstond het gehucht ‘Quakel’. In de tweede helft van de 17e eeuw was er een herberg en er woonde een linnenwever die hennep verwerkte dat in de buurt geteeld werd. Er was een bakker en kleermaker en een winkel konden de plaatselijke bewoners terecht voor hun dagelijkse spullen. Er waren tuinders en melkveehouders en er vestigde zich een aantal scheepmakers.

Uithoorn met Quakel op de route naar Kudelstaert. Uitsnede van een kaart van Amsterdam rond 1740
Kwakelse schuilkerk
Tijdens de invoering van de nieuwe gereformeerde religie rond 1580 bleef het merendeel van de parochianen van De Kwakel trouw aan het oude geloof. Dit in tegenstelling tot Thamer en de buurt aan de dam en sluis in Uithoorn. Het was in die jaren gevaarlijk om openlijk katholiek te zijn. Een woning diende als schuilkerk en rond 1600 waren er zo’n 50 personen die ter Avondmaal gingen. Bij één van de invallen in een schuilkerk op het moment dat er een mis opgedragen werd, beschermde de parochianen de priester en verjoegen de ‘dienaren van het hof’.

Zicht op het Rechthuis te Uithoorn in 1775, aquarel van Johannes Schouten.
Uit de weide omgeving kwamen katholieken naar de Kwakelse schuilkerk. De Uithoornse schout kon weinig uitrichten. Als hij al naar het dorp kwam, dan was zijn komst al lang doorgeseind. Voor de ‘mispaap’ of priester was het eenvoudig tijdig weg te komen. Aan de andere kant wilde de schout on niet optreden tegen de katholieken. Hij liet zich betalen om een oogje dicht te knijpen voor wat er in de schuil kerk gebeurde.
Het is hierdoor dat de katholieken redelijk ongestoord godsdienstige leven konden leiden. Op een gegeven moment woonde de pastoor in een huis dat ook als schuilkerk diende vlak bij de ‘quakel’ over de Kleine Drecht (bij de driesprong). De pastoor kon vanuit zijn huis de schuilkerk bereiken. Aan de buitenkant was het sprekend een boerderij en binnen was de kerk zeker niet armoedig ingericht.
Door veeziekte en verlies van land en weidegebied door de turfwinning, liep de bevolkingsgroei in de 18e eeuw flink af. Het aantal huwelijken liep terug en zo ook het aantal geboorten. Hierdoor kwam de kerkgemeente in gevaar. Toen kwakelse pastoors hun zielzorg wilde uitbreiden, gaf dat rond 1760 ernstige conflicten met de Uithoornse/ Hoefse parochie. Dit conflict eindigde in 1782 met de bouw van een nieuwe kerk in de Schans te Uithoorn (nabij het Rechthuis).

De Schans tweede helft 18e eeuw (nog voor de verwoestende brand in 1781)
De 19e eeuw
De Kwakel verschilde erg van Uithoorn. Het telde aan het begin van de 19 eeuw nog geen 200 inwoners, terwijl Uithoorn aan de Amstel bijna 1000 inwoners groot was. Vrouwenakker, aan het begin van de Drechtdijk was slecht een boerenbuurtje van 4 boerderijen en een timmerman/scheepmaker. Aan de Kleine Drecht (richting De Kwakel) en de Boterdijk (richting Uithoorn) stonden de boerderijen van melkveehouders. Bij de driesprong Drechtdijk (later Kerklaan), Boterdijk en Kwakelspad (richting Kudelstaart) stonden wat huizen en huisjes. Voor belangrijke zaken was men aangewezen op Uithoorn.
De meeste bewoners waren boer; ze hielden melkvee en maakte kaas en boter. In de zomer kwamen sinds de tweede helft van de 18e eeuw veel Duitse seizoenarbeiders om te helpen in de hooibouw en bij de turfwinning. Tegen het najaar vertrokken deze weer, al vonden meerdere mannen een vrouw en bleven. Oom Franz Winter en Andreas zijn hiervan de voorbeelden.
De Kwakel had geen goede verbinding met de buitenwereld. Omringd door almaar groter worden watervlakten zou het nog eens wegspoelen, schreef iemand in 1807. Als vervoer koos men liever voor roei- of zeilboot om naar Uithoorn te gaan. Ook het pad naar de Vrouwenakker (de Drechtdijk) was eigenlijk geen looppad te noemen. Het was een looppad met bruggen en vlonders aan elkaar verbonden. Een situatie die tot jaren tachtig van de 19e eeuw zou duren.

kadastrale tekening van dorpskern De Kwakel uit 1811
Eerste helft 20e eeuw
Het begin van de 20e eeuw kwamen de eerste tuinders vanuit naar De Kwakel. In november 1913 koopt de Langeraarder Cees Snabel een stuk land achter de molen bij de Vrouwenakker. Aanvankelijk was hij alleen maar in 1917 en 1918 volgde nog 10 gezinnen uit Langeraar. Later vestigde tuinders uit andere gemeenten zich in De Kwakel om groente, fruit, snijbonen en dergelijk te telen. Dit werd gedaan op de volle grond in platte bakken. In 1927 verscheen de eerste kas en werd het mogelijk het hele jaar te telen. Dat is ook de periode dat de bloementeelt en bollencultuur haar intrede deden.
Bladzijde uit het jaarboek 1923 van het Schildersbedrijf Hein Winter en ZN, werkzaamheden voor C Snabel, tuinder.
De nieuwe bedrijvigheid gaf extra werk voor het schildersbedrijf.

Ook de akkerbouwers maakt lange dagen. Van zeven uur in de ochtend tot halfnegen in de avond was ’s zomers heel normaal. Ook jongens die met 11 of 12 jaar van school gingen maakte zulke lange dagen. Schoolgaande kinderen hielpen na schooltijd mee. Stekkie steken, bieten dunnen, alles was handwerk.
Stromend water kende men niet, al het water kwam uit putten. Het slootwater werd gebruikt om melkemmers en klompen schoon te boenen. Riolering ontbrak in veel gevallen zodat men achter op het erf nabij de sloot een houten huisje als toilet gebruikte. Door het hartvormig gaatje kon men elkaar laten zien dat het bezet was. Elektriciteit kwam er pas in de jarentwintig.
Het transport van de boeren vond plaats met de praam. De boeren gebruikten liever de vaarten en sloten dan de weg over de Boterdijk of Drechtdijk. Die waren slecht begaanbaar, smal en met talrijke bruggetjes. Deze hadden losse planken die makkelijk weg te draaien of te nemen waren.
De economische crisis die tot 1937 duurde, had ernstige gevolgen. Velen werden werkeloos, de prijzen zakten in. Tuinders konden hun schulden bij de bank amper afbetalen en die gaf geen leningen meer zonder degelijk onderpand. Kwam je in de steun, dan moest je elke dag een paar keer naar Uithoorn om te stempelen. Dat ging te voet of op de fiets. Doordat dit veel tijd vroeg, voorkwam de overheid op deze manier dat er toch stiekem verdiend werd.

De Kwakel, de kerk vanaf de Boterdijk – foto 1922 – 1923
Voor De Kwakelaars begon de strijd van de tweede wereld oorlog al direct op 10 mei. In de lucht vochten Duitse en Nederlandse vliegtuigen om Schiphol. Door een bominslag nabij het fort, stortte een riet gedekte varkensstal in.
De Duitse bezetter probeerde al snel grip te krijgen op de samenleving, schoolboeken werden aangepast, er moeste Duitse versjes geleerd worden en meerdere verenigingen werden opgeheven.
Sport werd wel goedgekeurd. Tegen voetbal en schaatswedstrijden maakte de Duitsers in de eerste oorlogsjaren geen bezwaar. De jaarlijkse kermis werd gedurende de oorlog afgelast.


Persoonsbewijs (1941) en vrijstelling vordering van rijwielen (1942), Hein Winter

KA De Kwakel tegen KA Langeraar uitslag 1-1, bovenste rij, tweede van links Ber Winter. foto juli 1943
De verduistering van wegen, huizen en boerderijen aangevuld met de avondklok maakte het dagelijks leven moeilijker en gevaarlijker. Angst was er ook. De razzia’s van de bezetters om fietsen te bemachtigen, hadden tot gevolg dat er veel in sloten of onder bergen tuinafval verdwenen. Het controleren werd de bezetter extra moeilijk genaakt door de smalle houten brugplanken over de sloten weg te halen. Ook hield men vanuit de kerktoren de wacht om te zien of er vanuit Uithoorn of de Vrouwenakker Duitser op weg waren naar het dorp.
Er was eveneens een strenge controle op het vee. Illegaal slachten was uit den boze, Varkens achterhouden voor eigen gebruik kon tot een gevangenisstraf leiden. Veehouders werden verplicht hun grasland te ‘scheuren’ en akkers aan te leggen voor verbouwen van graan. Ook de teelt van groenten nam weer toe en deed men er alles aan om meer voedsel te produceren.
Vanuit de steden trokken velen naar het platteland om voedsel te bemachtigen. Dat werd gegeven indien mogelijk. In diverse gezinnen werden vluchtelingen opgenomen, anderen hadden onderduikers in schuren of in de polder verborgen. Gedwongen inkwartiering van soldaten kwamen ook voor. In Uithoorn betrof het vooral huizen, in De Kwakel werden weilanden en onderdak voor paarden geëist (Duitse cavalarie).
Na de bevrijding mocht Koninginnedag weer gevierd worden. Maar de kermis was en bleef het belangrijkste evenement van het dorp. Iedereen wachtte de komst van de attracties af die opgesteld werden op een stuk land aan de Boterdijk. Allen lieten zich op weg naar de kermis op hun best fotograferen voor het familie album.

Optocht bevrijdingsfeest 1945, wagen De Kwakel. Links Andre Winter op de wagen.
De Kwakel bleef na de oorlog voorlopig zichzelf; ‘een eenvoudig degelijk katholiek dorp’. De kerk beheerste het gezinsleven. Meneer pastoor of de kapelaan kwamen nog altijd enkele maanden na de geboorte vragen of er weer een nieuw kindje onderweg was. Wie zich bedacht dat een kindertal van vier of vijf genoeg was, kreeg een vermaning. De dorpsbevolking groeide in de eerste helft van de twintigste eeuw dan ook hard.
De kerk zat vol en er was geen gebrek aan misdienaars en jongeren voor het kerkkoor. Na de bevrijding werden de doorgaande wegen eindelijk verbeterd. Het uiteinde van de Kleine Drecht aan de Kerklaan werden gedempt, nadat er riolering was aangelegd. Zo ontstond er een mooi pleintje. En tussen het fort en het Kwakelspad werd een nieuwe wijk gebouwd die werd vernoemd naar J.J.J. Noordman. Huizen die waren bedoeld voor woningzoekende die graag in het eigen dorp wilde blijven wonen.
Als bron o.a. gebruikt:
- De Kwakel in woord en beeld, Dick van Wees
- Uithoorn zeven eeuwen geschiedenis, P.J.J.M van Wees
- Over Uithoorn en De Kwakel, onder redactie van Bart Boele
